Turkse en Turks-Koerdische burgers willen een oplossing voor de
Turkse en Turks-Koerdische burgers willen een oplossing voor de
Op-Ed / Europe & Central Asia 17 minutes

Turkse en Turks-Koerdische burgers willen een oplossing voor de

Turkije werd de afgelopen jaren geconfronteerd met de hevigste gevechten met de PKK sinds 1999. De strijd wordt niet alleen uitgevochten door het leger en de PKK. Half september gingen enkele Koerdische gevangenen in hongerstaking, begin november was dit aantal gegroeid naar ruim 640 gedetineerden. Het toont hoe het Turks-Koerdische beleid vastzit en hoeveel er nog moet gebeuren om terug te keren naar de Democratische Opening. Om tot een oplossing te komen moet Turkije het confict met de PKK loskoppelen van de onderliggende Koerdische kwes­tie. Meer bloedvergieten zal er slechts toe leiden dat meer jongeren de wapens oppakken.

In de zomer van 2011 braken opnieuw vijandelijkhe­den uit tussen de Turkse overheid en de Koerdische Arbeiderspartij (PKK). Turkije werd geconfronteerd met de ergste gevechten sinds 1999, toen de rege­ring de leider van de Koerdische opstand, Abdullah Öcalan, te pakken kreeg en gevangen nam. Volgens een informele berekening op basis van ofciële cijfers, verzameld door de International Crisis Group, zijn tus­sen de parlementsverkiezingen van 12 juni 2011 en midden oktober van dit jaar bij de gevechten meer dan 800 doden gevallen, onder wie meer dan 270 soldaten, politieagenten en dorpswachters, 450 PKK-strijders en negentig burgers. Dat zijn vier keer zoveel doden als in 2009 en veel meer dan de jaarlijkse gemiddel­den in de periode 2000-2004. Toch lijkt Turkije geen duidelijke strategie te hebben om een eind te maken aan een confict dat, volgens ofciële berekeningen, de economie sinds 1984 al tussen de 300 en 450 miljard dollar heeft gekost en 30.000 tot 40.000 mensen het leven kostte.

Vooral het overwegend Koerdische zuidoosten van Turkije gaat nu gebukt onder ernstige spannin­gen. Sinds april 2009 zijn enkele duizenden actieve aanhangers van de voornaamste legale partij van de Koerdische beweging, de Vredes- en Democratiepartij (BDP), gearresteerd. Onder hen zijn meer dan 270 verkozen bestuurders, zoals parlementsleden, burge­meesters en leden van provincieraden, evenals partijbestuurders, advocaten van PKK-verdachten en gewone activisten. Velen van hen zijn beschuldigd van lidmaat­schap van een terroristische organisatie, maar niet van het begaan van een gewelddaad. Aan de aanklacht ligt meestal een of andere verklaring ten grondslag waaruit steun af te lezen zou zijn voor een of meer doeleinden van de Unie van Koerdische Gemeenschappen (KCK), een mantelorganisatie van de PKK.

Dit alles betekent een tegenslag voor wat sinds 1999 een van de meest succesvolle pogingen is geweest om een eind te maken aan het 28 jaar oude gewapende confict. De regerende partij AKP deed beslist meer dan enige voorafgaande Turkse regering om tegemoet te komen aan de grieven van de onderdrukte Turkse Koerden, die ongeveer 15 à 20 procent van de bevol­king van 75 miljoen uitmaken. De stappen die werden ondernomen, omvatten de toestemming voor uitzen­dingen op de staatstelevisie in het Koerdisch, meer investeringen in wegen en infrastructuur in de zuid­oostelijke ‘Koerdische’ provincies, meer vrijheid voor het gebruik van de Koerdische taal in de samenleving en een sterke afname van martelingen in gevangenis­sen en op politiebureaus.

Ook begon de regering na 2005 gesprekken met de PKK over beëindiging van de opstand – een deel van die contacten verliep via bemiddelaars in Europa – wat bekend werd als het proces van Oslo. Uit uitge­lekte geluidsopnamen en verslagen valt op te maken dat beide partijen de gesprekken in oprechtheid en een goede sfeer voerden en dat ze allebei erkenden dat er geen militaire oplossing mogelijk was. In oktober 2009 leidde dit tot een akkoord over terugkeer van een eer­ste groep PKK-strijders en vluchtelingen vanuit Irak. Geen van beide partijen had echter de juiste voorbe­reidingen getrofen. De Koerdische beweging maakte gebruik van demonstratieve vreugde-uitingen van de bevolking en riep een soort overwinning uit, tot grote frustratie van de regering. De teruggekeerde Koerden werden aangeklaagd of ze vluchtten terug naar Irak, de voorgenomen terugkeer van ballingen uit Europa werd afgeblazen: de Democratische Opening verdween in snel tempo. In juni 2011 kwam er een defnitief ein­de aan de gesprekken tussen de regering en de PKK. Sommigen stellen de AKP verantwoordelijk, die min­der gemotiveerd raakte toen zij die maand ook zon­der oplossing van de Koerdische kwestie in het voor­uitzicht 50 procent van de stemmen behaalde bij de parlementsverkiezingen. Anderen wijzen op een vuur­gevecht van het PKK-leger in Silvan, dat een maand na de verkiezingen dertien soldaten het leven kostte. De Koerdische beweging stelt echter dat als premier Erdoğan oprecht naar vrede had gestreefd, hij die weg naar vrede niet had laten dwarsbomen door een naar het schijnt onbedoelde confrontatie.

Maar niet alle hoop op een compromis is verlo­ren gegaan. De BDP boekte bij dezelfde verkiezingen eveneens successen, dankzij haar steun voor onafhan­kelijke kandidaten die uiteindelijk 35 zetels behaal­den in het parlement. Het parlement zou vanaf nu de plaats moeten zijn waar de strijd over de rechten van Koerden gevoerd wordt. Premier Erdoğan zegt dat hij het parlementaire proces steunt. Om dat kracht bij te zetten stelde hij in oktober 2011 een parlementsbrede commissie in om het eerste ontwerp van een nieuwe grondwet voor te bereiden. Vrijwel niemand gelooft dat dit gemakkelijk zal zijn, omdat alle vier in het par­lement en de commissie vertegenwoordigde partijen het ontwerp met hun eigen voorwaarden hebben op­getuigd, waardoor compromissen over de gevoelige Koerdische kwestie moeilijk te sluiten zijn. Geen van de partijen durft de onderhandelingstafel echter te verlaten.

De AKP was bereid een aantal handreikingen te doen. In 2012 werd het Koerdisch als keuzevak in het onderwijs ingevoerd, sommige verdachten mochten voor de rechtbank in het Koerdisch spreken en lang­zaam maar zeker vordert het onderzoek naar buiten­rechtelijke liquidaties van Koerdische activisten sinds de jaren negentig. In juni 2012 zei vicepremier Arınç dat over omzetting van Öcalans gevangenisstraf in huisarrest gesproken zou kunnen worden op het mo­ment dat de PKK de wapens neerlegt en er vrede is gesloten. Hij sprak zich ook uit voor amendementen op wetten die propaganda nu nog gelijkstellen aan terrorisme. Met een soortgelijke stap, die eveneens een verlangen naar een nieuw begin illustreert, nam Leyla Zana, een vooraanstaande afgevaardigde van de Koerdische beweging, behoedzaam afstand van de anti-AKP retoriek van de BDP en de PKK. Ze stelde dat Erdoğan iemand is die de Koerdische kwestie zou kunnen oplossen, en ze voerde gesprekken met hem.

Maar voor sommigen blijft de weg van het geweld aantrekkelijk en het overheidsbeleid is onduidelijk. Erdoğans eerste prioriteit is een overwinning bij de presidentsverkiezingen in 2014. Daarvoor probeert hij zoveel mogelijk nog zwevende nationalistische kie­zers aan zich te binden en vermijdt hij stappen om het Koerdische probleem op te lossen: die zouden hem minder populair maken. Een brede groep Turkse en Koerdische opinieleiders ondertekende een peti­tie waarmee zij een beroep deden op de PKK om een wapenstilstand af te kondigen voor de heilige vasten­maand Ramadan, maar de opstandelingen veegden dit terzijde en kwamen met een nieuwe reeks aanvallen. Hoewel de Turkse publieke opinie nu open lijkt te staan voor gelijke rechten in meer vreedzame tijden, eisen veel Turken vanwege het stijgend aantal gesneu­velde militairen een hardere reactie van de regering. Zo was op 5 en 6 augustus de uitlating “afihm değil katliam istiyoruz [we willen geen opening; we willen een bloedbad]” trending topic op het sociale mediaplat­form Twitter.

De PKK: taai maar politiek kwetsbaar

De PKK werd in 1978 opgericht in een afgelegen dorp door Abdullah Öcalan en enkele samenzweer­ders. Haar aanvankelijke doel was het tot stand bren­gen van een onafhankelijk, verenigd Koerdistan voor alle 25 tot 30 miljoen Koerden in het Midden-Oosten, en wel door een gewapende strijd. Nu het scheppen van een onafhankelijke staat mislukt is, zegt de PKK een soort confederale autonomie na te streven voor de Koerden in Turkije, Irak, Iran en Syrië. De PKK blijft een grote, goed gefnancierde, hecht georganiseerde en in de strijd geharde beweging, met zo’n vijfduizend mannelijke en vrouwelijke strijders. De PKK heeft miljoenen Koerdische sympathisanten in Turkije, ste­vig verankerde uitvalsbases, met een hoofdkampement in Irak, en diepgewortelde ondersteunende netwerken in Europa. In Iran, Irak en Syrië heeft de PKK greep op politieke partijen.

Turkije heeft strategisch voordeel ten opzichte van de PKK. Het nam de leider van de PKK in 1999 ge­vangen en het sneed de meeste kanalen van de PKK af met Syrië, Iran, Griekenland en andere landen die in de jaren tachtig en negentig de beweging nog onder­steunden of haar een vrijplaats boden. Turkije kreeg voor elkaar dat de Verenigde Staten, de Europese Unie en de meeste Europese landen de PKK bestempelden als terroristische en/of in drugs handelende organi­satie. In 2007 voegde het aan zijn grote superioriteit in mankracht en middelen een continue stroom van Amerikaanse inlichtingen toe over de bases van de PKK in de bergen langs de Irakese grens.

En toch is de Turkse staat er niet in geslaagd de organisatie te verpletteren. De PKK was in de jaren negentig machtiger in militaire termen, maar de mis­lukking van de AKP om de Democratische Opening gestalte te geven, heeft de greep van de PKK op de Koerdische beweging opnieuw versterkt. De dertien jaar die hij in de gevangenis heeft doorgebracht en de dertienhonderd boeken die zijn bezorgd in de kleine cel waarin hij 23 uur per dag alleen verkeert, schijnen Öcalans houding te hebben verzacht, maar de verering door zijn aanhangers is er niet minder op geworden. Zijn aanhangers stellen dat hij nog steeds dé man is die een vredesakkoord kan laten werken. Als hij in ge­vangenschap overlijdt, dan wordt het naar alle waar­schijnlijkheid veel moeilijker een toekomstig vredes­akkoord te laten beklijven.

Maar Öcalans greep op zijn beweging lijkt ook losser te worden. Tot ten minste driemaal toe staken moeilijk verklaarbare gewelddadige PKK-acties en wederzijdse misverstanden een spaak in het wiel van openbare pogingen van de regering en Öcalan om tot een regeling te komen. Dat duidt erop dat voorstanders van de harde lijn, en met weinig belang bij een com­promis, de controle over de PKK hebben overgeno­men, met als enige doel hun eigen autonome stalinis­tische bolwerk af te bakenen. Een splintergroepering van de PKK heeft terroristische aanvallen uitgevoerd. Turkije verdenkt buitenlandse partijen ervan het in­ternationale netwerk van de organisatie in handen te hebben. Sinds de verdere isolering van Öcalan, die vanaf 2011 geen contact meer mag hebben met zijn advocaten, laat de Koerdische beweging het in het midden wie haar nu vertegenwoordigt.

Ondanks de druk aan Turkse en internationale zij­de en naar eigen zeggen 20.000 doden aan eigen zijde, wijst niets op een teruggelopen moraal bij de PKK en al zeker niet op een bereidheid tot ontbinding. De gewapende strijd is nog steeds een centraal element van de identiteit van de PKK, die steun vindt in een wijdverspreid Koerdisch geloof dat alle hervormingen van de kant van de Turkse staat te danken zijn aan de gevoerde strijd. En dat diezelfde staat voor de ja­ren negentig het bestaan van een Koerdische etnische identiteit langdurig, wreed en totaal ontkende.

De PKK in Europa

Bijna anderhalf miljoen Koerden van Turkse herkomst wonen in Europa. De grootste diasporagemeenschap woont in Duitsland. De Duitse politie stelt dat van de 800.000 Koerden in het land 13.000 personen “harde-kernleden van de PKK” zijn. Ook in Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Zweden en België wonen veel Turkse Koerden. De Koerdische diaspo­ra in Europa heeft een sleutelrol gespeeld in het be­waren van de nationale taal en identiteit tijdens de vele tientallen jaren van de Turkse ontkenning van die identiteit. Europese autoriteiten geloven dat vele Koerdische verenigingen verbonden zijn met PKK-gezinde organisaties.

Volgens Turkije haalt de PKK alleen al bij deze diaspora in Europa elk jaar 15 tot 20 miljoen euro op. Een belastinghefng van €6 miljoen voor een PKK-gezind televisiestation in België kon snel wor­den opgehoest door de Koerdische gemeenschap daar. Maar volgens een diplomatiek telegram (‘cable’) dat door Wikileaks openbaar werd gemaakt, deelden de Belgische autoriteiten de Amerikaanse overheid mee dat de groep er moeilijk in slaagt clean money te vin­den. De Europese regeringen spannen zich de laatste jaren meer in om de moeilijk achterhaalbare geldstro­men naar de PKK te blokkeren; geld dat verkregen lijkt te worden door handel in verdovende middelen, illegale immigratie, witwassen en afpersing. De voor­naamste fnancieringsbron van de PKK zijn echter de Koerdische gemeenschappen in Turkije zelf.

Een deel van de diaspora maakt geen geheim van haar banden met de PKK en de opstand in Turkije. In de Kurdish Community Centre in Haringey, Londen, neemt in de grote vergaderzaal een reusachtige afbeel­ding van Öcalan een centrale plaats in. Aan een andere muur hangt een schilderij met daarop guerrillastrijders die een bergkam beklimmen. De portretten van ruim tien jongeren uit de Brits-Koerdische gemeenschap die vochten en stierven in zuidoostelijk Turkije vor­men een gedenkteken. Aan de wand hangt een televi­sietoestel dat permanent pro-PKK-uitzendingen van een satellietstation uit Denemarken uitzendt. Terwijl eerste-generatiemigranten,  die   zich  hun   leven   in Turkije herinneren, bereid lijken bepaalde compromis­sen te sluiten om te kunnen terugkeren, zijn militan­ten van de tweede generatie veel bozer. Deze genera­tie wint langzaam aan invloed in Koerdische politieke kringen in Europa.

De laatste jaren zijn er in Europa weinig PKK-bomaanslagen of andere moordaanslagen geregi­streerd. De leidersfguren van de diaspora zijn vastbe­sloten de legale weg te bewandelen; het aantal felle, door de PKK georkestreerde Koerdische demonstra­ties is sterk afgenomen. Sommige aan de PKK geli­eerde instellingen opereren met open vizier. Remzi Kartal, president van het parlement van de Unie van Koerdische Gemeenschappen (KCK), verricht zijn werk vanuit een goed herkenbaar gebouw in de bin­nenstad van Brussel en gebruikt zijn eigen juridische status van politiek vluchteling om recente gevallen van langdurige hechtenis in Duitsland, Spanje en België ongedaan te maken. Hij wijst erop dat hij tot balling­schap gedwongen was omdat Turkije hem uitwees, evenals zijn collega-parlementariërs van de legale Koerdische oppositiepartij. Ondanks deze gematigde geluiden hebben pro-PKK militanten in verscheide­ne Europese steden de redacties aangevallen van de Turkse persgroep Zaman. Ook waarschuwt de Duitse politie dat de organisatie elk ogenblik haar goed ge­organiseerde gewelddadige campagnes kan hervatten.

De PKK in het Midden-Oosten

Onder Erdoğan steeg het aanzien van Turkije bij zijn buurlanden in het Midden-Oosten, daardoor kreeg het de buitenkans om de PKK een vredesakkoord af te dwingen. Ankara verbeterde zijn betrekkingen met Syrië, Irak en Iran, en verwierf zo een zeldzame gele­genheid voor samenwerking tegen de opstandelingen in de drie buurlanden, die de PKK voorheen in verschillende mate een vrijhaven en steun hadden gebo­den. Om zich hiertegen te wapenen had de PKK al de nodige zusterorganisaties gesticht: in Irak in 2002 de Koerdistan Democratische Oplossing Partij, in Syrië in 2003 de Democratische Unie Partij (PYD) en in Iran in 2004 de Partij voor een Vrij Leven voor Koerdistan (PJAK). Door de tumultueuze ontwik­kelingen in het Midden-Oosten is de tegen de PKK gerichte Turks-Iraans-Syrische alliantie opgebroken. Dat weet de PKK maar al te goed en de organisatie zoekt nu manieren om de recente spanningen tussen Ankara en Teheran, Bagdad en Damascus uit te bui­ten.

De Syrische PYD heeft diep verankerde banden met de PKK. Het is de best georganiseerde groepe­ring van het dozijn organisaties dat actief is onder de Koerdische minderheid in Syrië, die een tiende van de bevolking uitmaakt. Spoedig nadat Damascus de controle over de grensgebieden had verloren, verhuis­de de leiding van PYD vanuit het bolwerk dat ze met de PKK had gedeeld in Qandil in Noord-Irak naar Syrië. In een afspiegeling van structuren van de PKK en de mantelorganisatie KCK riep de PYD in decem­ber 2011 haar eigen raad voor Syrië in het leven. De PYD steunde de oprichting van controleposten om Koerdische dorpen te beveiligen. Lokale PYD-raden verrichten nu gemeentelijke taken.

Turkse autoriteiten beschuldigen het bewind van Bashar Assad ervan grensgebieden over te dragen aan de PYD; Damascus ontkent dat en zegt dat het zich juist inspande om oorlog in de regio te voorkomen. PYD-militanten beklemtonen dat zij optreden als de plaatselijke beschermers van hun gemeenschappen, dat ze niet zullen toestaan dat bevrijde gebieden wor­den gebruikt om Turkije aan te vallen en dat zij geen afscheidingsbeweging zijn. Niettemin zijn hun successen ook duidelijk successen voor de PKK. De grensstad Amuda hernoemde haar centrale plein naar een PKK-opstandeling die zich daar in 1999 in brand stak om te protesteren tegen het doodsvonnis dat een Turkse rechtbank tegen Öcalan had uitgesproken. Premier Erdoğan waarschuwde dat “we nooit een dergelijk ter­roristisch samengaan en samenwerking tussen PKK en PYD kunnen dulden. We weten dat deze gebeurtenis­sen tegen ons zijn gericht en we zullen daar zeker op reageren.”

De vrees van Ankara is begrijpelijk. Ongeveer een derde van de aanhang van de PKK is van Syrische af­komst. De banden tussen Turkse en Syrische Koerden zijn zo diep omdat Turkije en Westerse mogendhe­den in 1923 de grens trokken door Koerdische distric­ten, die vier eeuwen lang deel hadden uitgemaakt van het Ottomaanse Rijk. Zo zijn vele Syrische Koerden nazaten van vluchtelingen uit Turkije uit de tijd van de onderdrukking in de jaren twintig van de vorige eeuw. Maar zelfs Turkse autoriteiten wijzen erop dat de vlakke Syrisch-Turkse grensstreek gemakkelijk ge­controleerd kan worden en dat de gebieden waar de Koerdische meerderheid woont nogal verspreid liggen.

De belangrijkste basis van de PKK ligt nog steeds in noordelijk Irak, verspreid over een brede strook van ontoegankelijke bergen, de Qandil, 80 kilometer van Turkije en dichtbij de grens met Iran. Nog veel meer PKK-bolwerken liggen verspreid in het grens­gebied met Turkije. Een deel van de Turkse regering hoopt dat nauwe samenwerking met de leider van de Irakese Regionale Regering van Koerdistan, Massoud Barzani, de druk op de PKK vergroot en dat de PKK zelfs geheel zal worden verdreven in ruil voor Turkse steun voor de ontwikkeling van de olie- en gassector en voor steun in geschillen met Bagdad. Anderen den­ken dat Barzani geen oplossing kan bieden voor het interne Turkse probleem.

In Iran steunt de bijna drieduizend aanhangers tel­lende PJAK zwaar op PKK-middelen, haar ideologie en mankracht. De partij ziet Öcalan als leider en heeft haar basis in honderd stenen hutten die de berghellin­gen parallel aan de PKK-bases van Qandil bezaaien. Felle gevechten met de Iraanse Revolutionaire Garde in september 2011 werden beslecht met een akkoord dat voorlopig een rem zet op de PJAK-aanvallen bin­nen Iran. Maar Turkije verdenkt Teheran – en ook Syrië – ervan dat ze tot een overeenkomst zijn geko­men met PJAK en PKK, en Ankara beweert dat PKK-opstandelingen nu al over de Iraans-Turkse grens glip­pen.

De wettige weg als Koerdische optie

Sinds in 1990 de eerste wettige Koerdische partij in Turkije werd gevormd, is de ruimte voor publieke po­litieke activiteiten langzaam gegroeid. Maar de hui­dige legale partij die de doeleinden van de Koerdische beweging aanhangt, de BDP, staat onder grote druk. Achtereenvolgende regeringen in Ankara verboden de zes vroegere Koerdische partijen; duizenden van hun partijleden staan nog onder arrest. Tegelijkertijd heeft de BDP te maken met radicale PKK-aanhangers, die vaak geweld gebruiken om afwijkende meningen de kop in te drukken om zo de Koerdische beweging te domineren.

De brede steun voor BDP valt niet te ontkennen; bij de verkiezingen behaalde zij een derde van de et-nisch-Koerdische stemmen. In de twaalf provincies van het zuidoosten waar Koerdisch-sprekenden de meerderheid vormen, verkoos in juni 2011 ruim 50 procent van de kiezers onafhankelijke parlementsle­den die de BDP vertegenwoordigen. De BDP treedt vaak op als single-issue partij van de Koerdische be­weging, maar ze heeft serieuze pogingen gedaan haar terrein te verbreden. Een van haar parlementsleden is een niet-islamiet en de partij is de meest prominente aanhanger van vrouwen in topposities, wisselwerking met het maatschappelijk middenveld en een beharti­ger van belangen van homoseksuelen en transgenders.

Toch stemt meer dan de helft van de Turkse Koerden meestal op een politieke partij die niet be­hoort tot de Koerdische beweging. Vooral premier Erdoğans AKP trekt kiezers dankzij haar succesvolle handelsbeleid en investeringen in infrastructuur, haar vroom islamitisch conservatief imago en – in het ver­leden – haar streven naar toetreding tot de Europese Unie. In juni 2011 behaalde de AKP 37 procent van de stemmen in de twaalf grotendeels Koerdische pro­vincies. De AKP heeft zo’n zeventig etnische Koerden in het parlement.

De partijleiding van de AKP stelt als voorwaar­de voor samenwerking met de BDP dat deze partij “terrorisme veroordeelt”. Dat is lastig zolang Turkije een vage juridische omschrijving van terrorisme han­teert en controversiële interpretaties van de Anti-Terrorisme Wet van 2006 gebruikt om niet-geweldda-dige Koerden te arresteren. Soortgelijke aanklachten zijn gebruikt tegen veel van de bijna honderd gevan­gengezette, veelal Koerdische journalisten. Sommigen van hen zitten al jaren in de gevangenis zonder dat ze voor een rechtbank zijn verschenen. Meestal worden ze verdacht van deelname aan vergaderingen en het houden van toespraken. De sfeer van processen is daar­bij vaak surrealistisch. Bovendien duidt de premier een deel van zuidoostelijk Turkije aan als “terreurregio”, terwijl een andere minister beweert terrorisme aan te trefen “op het witte doek, soms in een gedicht, in dag-bladartikelen, in grappen”. Zolang overheidsfunctio­narissen en een groot deel van het publiek Koerden zonder onderscheid vereenzelvigen met terreur, zal de Koerdische beweging waarschijnlijk geen veroordeling van terrorisme uitspreken.

De BDP roept zelf ook dilemma’s op waardoor sommige Turken haar onafhankelijkheid en toewij­ding aan democratische politiek betwijfelen. De partij is legaal en ze telt weinig voormalige opstandelingen in haar gelederen, maar ze heeft ook allerlei raak­vlakken met de verboden PKK en sommige BDP-afgevaardigden gaan er prat op met opstandelingen bevriend te zijn. De PKK zegt bovendien zelf dat dui­zend arrestanten inderdaad PKK-lid zijn. De BDP en de PKK erkennen dezelfde leider, teren op hetzelfde draagvlak en er lijkt sprake te zijn van enige betrok­kenheid van de PKK/KCK in een aantal gemeentelijke BDP-vertegenwoordigingen. Het duidt op een streven om een schaduwstaat te creëren, iets wat Turkije met alle recht wil onderdrukken. Er bestaat weinig twijfel over dat Öcalan en anders wel zijn vertegenwoordi­gers toezien op de kandidatenlijsten van de BDP voor het parlement of andere politieke ambten. De PKK is de drijvende kracht in de Koerdische beweging waar­van de BDP deel uitmaakt. Op haar beurt beklem­toont de partij dat de regering over alle kwesties die opgelost moeten worden, eerst met Öcalan praat.

Wegen naar een oplossing

Om ditmaal wel tot een tot oplossing te komen, zou Turkije het confict met de PKK moeten loskoppelen van de onderliggende Koerdisch kwestie. Turkije zou allereerst voldoende tegemoet moeten komen aan de Koerdische grieven. De meest pragmatische aanpak is om dit te doen los van en voorafgaand aan enig ak­koord met de PKK over ontwapening, hoewel som­mige vooraanstaande Turkse opiniemakers menen dat deze twee sporen parallel zouden moeten lopen. Het parlement is de meest geschikte plaats om een derge­lijk compromis te bereiken met gebruik van een slim­me combinatie van de huidige Grondwetscommissie, hervormingen van het rechtsstelsel en het voor­stel van de vroegere regeringspartij CHP voor een meer-partijencommissie voor verzoening tussen de Gemeenschappen.

Vooraanstaande personen in de Turkse politiek, de massamedia en de Turkse beleidsmakers erkennen nu veel van de grieven die ten grondslag liggen aan de Koerdische eisen. En de bevolking heeft zich inder­daad nauwelijks verzet tegen de komst van Koerdische televisie-uitzendingen, Koerdisch keuzeonderwijs en vredesbesprekingen met de PKK. Natuurlijk zou de Koerdische beweging druk moeten uitoefenen op de PKK om een eind te maken aan haar terroristische aanvallen, haar doelstellingen moeten verduidelijken en moeten inzetten op gesprekken met de regering over hervormingen. De regerende AKP zou echter het initiatief moeten nemen en de agenda moeten opstel­len: moeten inzetten op onderwijs in moedertaal voor iedereen; de grondwet en andere wetten ontdoen van alle vormen van discriminatie; een toezegging moeten doen tot bestuurlijke decentralisering; en de kiesdrem­pel verlagen van tien naar vijf procent.

Het opvoeren van de frontale strijd als enig middel om de opstand uit de weg te ruimen zal nooit afdoende zijn om het confict op te lossen: meer bloedvergieten zal er slechts toe leiden dat meer Koerdische jongeren de wapens opnemen. Het zes jaar durende vredespro­ces van Oslo toonde echter aan dat er een lange weg te gaan is. De premier moet de Turkse publieke opinie ervan overtuigen dat hervormingen gerechtvaardigd zijn op basis van billijkheid en een gedeelde geschie­denis en de Koerden overtuigen dat deze hervormin­gen metterdaad worden doorgevoerd. De Koerdische beweging moet Erdoğan halverwege tegemoetkomen. Daar is draagvlak voor: opiniepeilingen tonen dat de meeste Turkse Koerden geen onafhankelijk Turks Koerdistan nastreven, maar gelijke rechten binnen een democratischer Turkije.

Subscribe to Crisis Group’s Email Updates

Receive the best source of conflict analysis right in your inbox.